Docenten met een Blankestijnhart

Een docent bij Instituut Blankestijn moet vanzelfsprekend vakinhoudelijk goed zijn, didactisch goed zijn, pedagogisch goed zijn. Maar dat is niet voldoende.  Hij of zij moet vooral een Blankestijnhart hebben.

Dat wil zeggen dat elke leerling op elk moment in de les gezien moet worden. De docent moet zich altijd afvragen hoe hij of zij elke leerling verder kan helpen, hoe de leerling maximaal tot bloei kan komen.

Dat betekent dat elke leerling zich goed moet voelen, in de groep en daarbuiten, en dat de docent daar oog voor moet hebben. Hij of zij is niet laagdrempelig, maar drempelloos: een leerling moet hem of haar altijd aan kunnen spreken, altijd vragen kunnen stellen, altijd om hulp kunnen vragen. Dat er geen deur in de docentenkamer zit, is niet voor niets: docenten sluiten zich nooit af voor leerlingen.

Alleen degenen die op die manier voor de groep staan en door de school lopen, passen als docent op Instituut Blankestijn.